Overgang van onderneming in faillissement na prepack

In een recente zaak heeft de kantonrechter geoordeeld dat de faillissementsprocedure was ingeleid met het oog op doorstart van de failliet en niet (louter) was gericht op liquidatie van het vermogen. Aldus behouden de beschermingsregels voor werknemers in geval van een overgang van onderneming hun werking. De kantonrechter oordeelt dat er sprake was van een overgang van onderneming. De opzegging van de arbeidsovereenkomsten door de curator dateert echter van voor de overgang van onderneming. Mogelijk dat die opzegging in strijd is gebeurd met het bepaalde in art. 7:670 lid 8 BW (oud) maar door de werknemers is de vernietigbaarheid van de opzegging niet (tijdig) ingeroepen. De conclusie is dat de werknemers voor de duur van de opzegtermijn mee over zijn gegaan op de nieuwe onderneming en over die periode een loonaanspraak hebben.

 

Feiten

Het bedrijf PVG is failliet verklaard en curator heeft de arbeidsovereenkomsten opgezegd. Vervolgens wordt een doorstart gemaakt. FNV vordert namens een groep werknemers dat op de doorstart bij het bedrijf PVG de Richtlijn 2001/23/EG van toepassing is en de werknemers dus op grond van overgang van onderneming van rechtswege, met behoud van arbeidsvoorwaarden, in dienst zijn gekomen bij het bedrijf dat is doorgestart. Als gevolg hiervan vordert FNV voorts betaling van het achterstallige loon.

 

Beoordeling kantonrechter

Criteria Smallsteps-arrest

De kantonrechter toetst de situatie aan de criteria voortkomend uit het Smallsteps-arrest van het Hof van Justitie. In het Smallsteps-arrest heeft het Hof van Justitie overwogen dat het buiten toepassing kunnen laten van de beschermende bepalingen inzake overgang van onderneming slechts geldt, indien wordt voldaan aan de volgende drie cumulatieve vereisten:

  1.  de vervreemder moet verwikkeld zijn in een faillissementsprocedure of soortgelijke procedure;
  2. deze procedure moet zijn ingeleid met het oog op de liquidatie van het vermogen van de vervreemder; en
  3. deze procedure moet onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie staan.

 

De kantonrechter oordeelt dat de faillissementsprocedure was ingeleid met het oog op doorstart van de failliet en niet (louter) was gericht op liquidatie van het vermogen. Hiermee wordt niet voldaan aan het tweede criterium. Aldus behouden de beschermingsregels van de Richtlijn 2001/23/EG voor werknemers in geval van overgang van onderneming hun werking.

 

De kantonrechter overwoog onder meer dat de directeur van de moedervennootschap van PGV in het faillissementsverslag al had aangegeven zelf een doorstart van de onderneming te willen beproeven. Ter realisatie hiervan is er een bod uitgebracht door drie dochterondernemingen. Dit wijst er volgens de kantonrechter sterk op dat er binnen het concern niet de intentie bestond om het vermogen van PGV te liquideren. Bovendien bevreemdt het de kantonrechter dat er binnen de dochtermaatschappijen kennelijk wel de financiële middelen bestonden om na een faillissement een doorstart te realiseren, terwijl er anderzijds niet voor is gekozen om de benodigde financiële impuls te geven teneinde PGV te behouden.

 

Overgang van onderneming

De kantonrechter staat vervolgens stil bij de vraag of sprake is van een overgang van onderneming en komt tot de conclusie dat dit wel het geval is nu de identiteit behouden is gebleven en het klantenbestand en handelsnaam mee over zijn gegaan.

 

Gevolgen opzegging arbeidsovereenkomst door curator

Indien zou vast komen te staan dat sprake is van een overgang van onderneming vóór faillietverklaring, dan was de curator niet bevoegd om de werknemers te ontslaan, aangezien de werknemers in dienst zijn getreden van de nieuwe werkgever. De opzegging van de arbeidsovereenkomst door de curator dateert echter van voor de overgang van onderneming. Aldus komt aan de opzegging rechtskracht toe, ook al is die opzegging gedaan met het zicht op – en mogelijk in strijd met het opzegverbod geldende in het geval van – de overgang van onderneming. Het had dan op de weg van FNV gelegen om binnen twee maanden nadat de opzegging had plaatsgevonden, de vernietiging daarvan in te roepen. Dit is niet gebeurd. De kantonrechter oordeelt dat de werknemers voor de duur van de opzegtermijn mee zijn overgegaan op de nieuwe onderneming en over die periode een loonaanspraak hebben.

 

Rechtbank Limburg 26 september 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:9137

 

Dit bericht is geschreven door mw. mr. Nadia Adnani, als advocaat verbonden aan Palthe Oberman advocaten te Amsterdam (www.paltheoberman.nl). Dit nieuwsbericht is gepubliceerd in de nieuwsbrieven van Sdu OpMaat Arbeidsrecht en Rechtsorde. 

Wilt u meer weten?

Alle advocaten van ons kantoor zijn gespecialiseerd in het arbeidsrecht. Wij hebben ruime ervaring met het geven van arbeidsrechtelijk advies en het oplossen van arbeidsrechtelijke conflicten.

Meer nieuws