In deze blog bespreken we een interessante uitspraak over een zwangere werkneemster die op de laatste dag van haar proeftijd wordt ontslagen. De rechter oordeelt over de vraag of een werkgever tijdens de proeftijd zonder reden mag ontslaan, zelfs wanneer hij op de hoogte is van de zwangerschap van de werkneemster.
Juridisch kader: proeftijdontslag en discriminerende gronden
Een arbeidsovereenkomst kan tijdens de proeftijd door zowel de werkgever als de werknemer zonder opzegtermijn worden beëindigd. Dit geeft werkgevers de mogelijkheid om gedurende een korte periode te beoordelen of de werknemer geschikt is voor de functie. Echter, ook tijdens de proeftijd zijn er wettelijke beperkingen. De opzegging mag namelijk niet plaatsvinden op discriminerende gronden, zoals bijvoorbeeld op basis van geslacht, ras of zwangerschap. Wanneer wordt vastgesteld dat er sprake is van discriminatie, kan de werknemer onder omstandigheden aanspraak maken op een billijke vergoeding of een schadevergoeding. De bewijsregels zijn hierbij als volgt. De werknemer moet voldoende feiten aanvoeren die doen vermoeden dat er sprake is van discriminatie. Als dit de werknemer lukt ligt de bewijslast vervolgens bij de werkgever, deze moet dan bewijzen dat géén sprake is van discriminatie bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Waar gaat deze zaak over?
Werkneemster treedt in dienst als Junior Belastingadviseur, met een arbeidsovereenkomst waarin een proeftijd van één maand is opgenomen. Kort na het ontvangen van het voorstel van de arbeidsovereenkomst, informeert de werkneemster de werkgever over haar zwangerschap. Een nieuw werkrooster wordt overeengekomen voor de periode na het zwangerschapsverlof, waarbij werkneemster drie dagen per week gaat werken in plaats van vijf.
Op 11 december 2023 begint werkneemster met haar werkzaamheden. Zij meldt zich dezelfde dag ziek. Ze blijft tot 19 december 2023 met ziekteverlof en werkt hierna nog twee dagen. Op 21 december 2023 beëindigt de werkgever haar arbeidsovereenkomst binnen de proeftijd.
De werkneemster stelt dat haar zwangerschap de reden is voor de beëindiging van haar dienstverband. De werkgever betwist dit en stelt dat de proeftijdbeëindiging is ingegeven door tegenvallende prestaties en gedrag op de werkvloer.
De kantonrechter oordeelt dat de stelling van de werkneemster onvoldoende is onderbouwd. De werkgever toont overtuigend aan dat de beëindiging is gebaseerd op inhoudelijke redenen, zoals twijfels over de prestaties en het gedrag van de werkneemster op de werkvloer. Het feit dat de werkneemster na het melden van haar zwangerschap een aangepaste arbeidsovereenkomst aangeboden krijgt, wijst er volgens de kantonrechter op dat de werkgever geen voornemen had om haar vanwege haar zwangerschap te ontslaan.
De werkneemster heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar ontslag verband hield met haar zwangerschap. Daartegenover staat dat de werknemer overtuigend heeft aangetoond dat de beëindiging van het dienstverband gebaseerd was op twijfels over de prestaties van de werkneemster en gedrag op de werkvloer. Derhalve komt de kantonrechter tot de conclusie dat geen sprake is van verboden onderscheid op grond van zwangerschap. De vorderingen van de werkneemster worden afgewezen.
Conclusie
Werkgevers hebben de mogelijkheid om tijdens de proeftijd een arbeidsovereenkomst te beëindigen, maar moeten zich ervan bewust zijn dat dit niet mag gebeuren op discriminerende gronden, zoals zwangerschap. Hieronder enkele aandachtspunten:
- Als een werkneemster tijdens de proeftijd wordt ontslagen nadat zij heeft laten weten dat zij zwanger is, kan zij stellen dat de opzegging verband houdt met haar zwangerschap. De werkgever moet dan bewijzen dat de opzegging om een andere reden is gedaan en niet vanwege de zwangerschap.
-
Vindplaats: Rechtbank Den Haag 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14166