Op 5 juli jl. is het (gewijzigde) wetsvoorstel Wet werken waar je wilt aangenomen door de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel beoogt werknemers meer vrijheid te geven bij de keuze tussen werken op kantoor of vanuit huis. Wat dit wetsvoorstel inhoudt en wat het voor werkgevers en werknemers betekent indien het wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen, leest u in deze blog.
Wet flexibel werken
Op dit moment heeft een werknemer – op basis van de Wet flexibel werken (“Wfw”) – de mogelijkheid om aanpassing van de arbeidsplaats te verzoeken. De Wfw definieert de ‘arbeidsplaats’ als “iedere overeengekomen plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt door de werknemer”. Dat betekent dat een werknemer de werkgever kan verzoeken om thuis te mogen werken. Het is voor de werkgever momenteel echter vrij eenvoudig om een dergelijk verzoek te weigeren. De Wfw vereist slechts dat de werkgever het verzoek van de werknemer in overweging neemt, hierover overleg pleegt met de werknemer en bij een afwijzing van het verzoek, de redenen daarvoor schriftelijk meedeelt aan de werknemer. Hier brengt het wetsvoorstel Wet werken waar je wilt verandering in.
Wetsvoorstel Wet werken waar je wilt
Het wetsvoorstel Wet werken waar je wilt heeft tot doel de werknemer meer invloed te geven over de plek waar de arbeid wordt verricht: op een door de werkgever aangewezen arbeidsplaats of thuis. Deze invloed wordt in het wetsvoorstel gecreëerd door de wettelijke regels voor een afwijzing van een verzoek tot wijziging van de arbeidsplaats aan te scherpen.
Het oorspronkelijke wetsvoorstel gaf de werkgever slechts de mogelijkheid een verzoek tot aanpassing van de arbeidsplaats (binnen de Europese Unie) te weigeren indien de werkgever hiertoe een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang had. Het op 5 juli jl. – in overeenstemming met het SER-advies ‘Hybride werken’ – aangepaste en tevens aangenomen wetsvoorstel kent een minder zware toets. Het gewijzigde wetsvoorstel regelt kortgezegd dat een verzoek tot aanpassing van de arbeidsplaats (binnen de Europese Unie) door de werkgever getoetst dient te worden aan de maatstaf van redelijkheid en billijkheid. Wanneer – gelet op alle omstandigheden van het geval – uit deze afweging van werkgevers- en werknemersbelangen volgt dat de belangen van de werknemer moeten wijken voor de belangen van de werkgever, kan het verzoek van de werknemer worden afgewezen. Het aangepaste wetsvoorstel zou hiermee tegemoetkomen aan de versterking van zeggenschap van de werknemer, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de werkgever doordat maatwerk mogelijk blijft.
Het wetsvoorstel zal nu worden voorgelegd aan de Eerste Kamer. De verdere behandeling daarvan vindt na het zomerreces plaats. De beoogde inwerkingtredingsdatum is vooralsnog onbekend.
Heeft u vragen over het wetsvoorstel? Neem dan contact op met één van onze advocaten.