Het komt veel voor dat werkgevers een werknemer een vergoeding voor juridische kosten aanbieden in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Ook komt het geregeld voor dat in een Sociaal Plan is opgenomen dat (een deel van) de juridische kosten die werknemers maken door de werkgever vergoed worden.
Voor de invoering van de Werkkostenregeling, die sinds 1 januari 2015 verplicht is, was het de werkgever toegestaan om juridische kosten van een werknemer te vergoeden zonder inhouding van loonheffingen. Er bestond echter onduidelijkheid over de vraag hoe de vergoeding van juridische kosten binnen de Werkkostenregeling behandeld moest worden.
De Werkkostenregeling houdt in dat alle vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers als loon worden aangemerkt, een aantal gerichte vrijstellingen uitgezonderd. De vergoedingen en verstrekkingen vallen in de vrije ruimte van 1,2 % van de totale loonsom. Binnen de vrije ruimte zijn de vergoedingen en verstrekkingen onbelast. Bij een overschrijding van de vrije ruimte is de werkgever een eindheffing verschuldigd van 80 % over het deel dat de vrije ruimte overstijgt.
Vergoedingen en verstrekkingen vallen slechts onder de Werkkostenregeling als het gaat om loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Inkomsten uit vroegere dienstbetrekking vallen in principe niet in de vrije ruimte van de Werkkostenregeling. De vergoeding van juridische kosten die verband houdt met de afwikkeling van een dienstverband wordt, net als bijvoorbeeld een ontslagvergoeding, aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. Dit zou betekenen dat de vergoeding van juridische kosten niet langer onbelast aan werknemers zou kunnen worden vergoed.
Inmiddels blijkt echter uit het Handboek loonheffingen 2016 (hoofdstuk 4.2) dat de vergoeding van juridische kosten bij ontslag onder de Werkkostenregeling kan vallen en dus onbelast aan een werknemer kan worden vergoed. Voorwaarde is echter dat de betaling van de vergoeding van juridische kosten gelijktijdig met de betaling van het (laatste) reguliere salaris plaatsvindt en dat aan de gebruikelijkheidstoets is voldaan (momenteel maximaal € 2.400,-).
Dit betekent dus voor een werkgever dat het moment van betaling van de vergoeding van juridische kosten goed moet worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of in een Sociaal Plan en dat de werknemer zich bewust dient te zijn van deze timing.
Wilt u hier meer over weten? Dan kunt u een van onze advocaten bellen, die u kort over dit onderwerp bijpraat (tel: 020 – 344 61 00).