Op 17 juli 2020 heeft de Hoge Raad opnieuw arrest gewezen in de New Hairstyle kwestie. Dit arrest is een vervolg op HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle I), waarin de Hoge Raad gezichtspunten heeft gegeven bij de begroting van de billijke vergoeding.
De werkgever (New Hairstyle) heeft in 2015 na een geschil over vakantiedagen de arbeidsovereenkomst van werkneemster, een kapster, opgezegd zonder de wettelijke regels daarvoor in acht te nemen. De werkneemster heeft daarom de rechter verzocht haar een billijke vergoeding toe te kennen van ten minste een bedrag van €100.000. In de eerste uitspraak van de Hoge Raad (Hairstyle I) ging het om de vraag met welke omstandigheden allemaal rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding. De Hoge Raad heeft in die kwestie geoordeeld dat het gerechtshof bij het bepalen van de billijke vergoeding op een bedrag van EUR 4.000,- bruto niet met alle omstandigheden rekening had gehouden. Reden waarom de Hoge Raad de zaak vernietigde. Vervolgens mocht het hof ’s-Hertogenbosch de zaak overdoen. Het hof ‘s-Hertogenbosch kwam opnieuw tot een billijke vergoeding van EUR 4.000,-. Deze beschikking van het hof is gegeven door een meervoudige kamer met als samenstelling een raadsheer en twee raadsheren-plaatsvervangers.
In cassatie betoogt werkneemster dat de beschikking van het hof ten onrechte is gewezen door een meervoudige kamer bestaande uit slechts één vaste raadsheer en twee raadsheren-plaatsvervangers. Een dergelijke bezetting zou volgens werkneemster in strijd zijn met fundamentele beginselen van een behoorlijke rechtspleging. Subsidiair betoogt werkneemster dat het hof partijen voorafgaand aan de mondelinge behandeling had behoren te informeren over het voornemen om een dergelijke combinatie in te zetten en partijen in de gelegenheid had moeten stellen te verzoeken dat de mondelinge behandeling zou worden gehouden ten overstaan van een combinatie met in elk geval twee vaste raadsheren.
De Hoge Raad overweegt als volgt. Raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers (hierna: rechters-plaatsvervangers) zijn ‘rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast’. Zij worden net als raadsheren en rechters bij koninklijk besluit voor het leven benoemd. Het bestuur van een gerecht bepaalt de bezetting van (enkelvoudige en) meervoudige kamers voor het behandelen en beslissen van zaken. Zodoende kan het bestuur van het gerecht ook rechters-plaatsvervangers, zij zijn immers rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, oproepen voor de behandeling en beslissing van zaken. De Hoge Raad overweegt dat de wet geen beperkingen stelt aan het aantal rechters-plaatsvervangers in de bezetting van een meervoudige kamer. Hoewel in professionele standaarden en in het kwaliteitszorgsysteem van de rechtspraak tot uitdrukking komt dat het inzetten van meer dan één rechter-plaatsvervanger in een meervoudige kamer onwenselijk wordt geacht, doet dit volgens de Hoge Raad niet af aan de wettelijke bevoegdheid van het bestuur van het gerecht om meer dan één rechter-plaatsvervanger voor de behandeling en beslissing van zaken in een meervoudige kamer op te roepen. Aldus wordt het cassatieberoep door de Hoge Raad verworpen.
Twee rechters-plaatsvervangers in een meervoudige kamer, naast één raadsheer, is volgens de Hoge Raad in het New Hairstyle II-arrest dus toegestaan.