De cao voor uitzendkrachten wordt al vele jaren algemeen verbindend verklaard. Aan DPA en Tentoo is hiervan steeds dispensatie verleend. Nadat de cao voor uitzendkrachten weer algemeen verbindend was verklaard, hebben DPA en Tentoo opnieuw om dispensatie verzocht. Deze dispensatieverzoeken zijn afgewezen. De rechtbank (meervoudige kamer) oordeelt dat de minister hiertoe mocht overgaan.
Feiten
Bij besluit van 22 maart 2016 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de cao voor uitzendkrachten algemeen verbindend verklaard. DPA en Tentoo hebben om dispensatie van deze cao verzocht. De minister heeft dit afgewezen. De daartegen gerichte bezwaren van Tentoo en DPA heeft de minister vervolgens ongegrond verklaard. Daartegen hebben Tentoo en DPA beroep ingesteld.
In de beslissing op bezwaar heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat sinds de laatste dispensatieverlening zich ontwikkelingen hebben voorgedaan die ertoe leiden dat de bedrijfskenmerken van Tentoo en DPA niet meer wezenlijk verschillen van de ondernemingen die tot de werkingssfeer van de avv-bepalingen van de cao gerekend kunnen worden. Daarbij heeft de minister tevens aangegeven dat de situatie ook duidelijker is geworden met het arrest van de Hoge Raad in de zaak Care4Care/StiPP (HR 4 november 2016, JAR 2016/286). Door dit arrest is de visie van de minister bevestigd dat er geen arbeidsrechtelijke beletselen zijn om de door Tentoo en DPA gesloten arbeidsovereenkomsten te zien als uitzendovereenkomsten.
Tentoo en DPA betogen dat zij dusdanige bedrijfsspecifieke kenmerken hebben dat zij opnieuw voor dispensatie in aanmerking komen. Zij voeren aan waarom zij niet aan de algemene cao voor uitzendkrachten gehouden kunnen worden en waarom de dispensatie voor hen belangrijk is.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt dat zelfs al zou zij Tentoo en DPA volgen in hun schets van hun bedrijfsvoering en in hun visie dat deze afwijkt van wat bij algemene, meer klassieke uitzendbureaus de gangbare werkwijze is, dit Tentoo en DPA niet baat. Dit element is niet beslissend. De vraag is wel of hun bedrijfskenmerken dermate specifiek zijn dat het houden aan de cao in redelijkheid niet van Tentoo en DPA gevergd kan worden. Het gaat daarbij niet zozeer om de verschillen in bedrijfskenmerken maar om de vraag hoe zwaarwegend de argumenten zijn.
Wat de specifieke bedrijfskenmerken betreft, constateert de rechtbank dat de minister in de bestreden besluiten hierop gedetailleerd en gemotiveerd is ingegaan. En daarop op inzichtelijke wijze tot een belangenafweging is gekomen.
Voor zover sprake is van andere bedrijfsvoering dan bij meer traditionele uitzendbureaus, heeft de minister op goede gronden besloten dat hierin geen zwaarwegende redenen zijn gelegen om Tentoo en DPA buiten de werkingssfeer van de cao te houden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarbij van belang dat de cao minimumnormen bevat en het Tentoo en DPA vrijstaat om meer te bieden dan de cao voorschrijft.
Ten aanzien van het Care4Care/StiPP arrest oordeelt de rechtbank dat gezien de nadruk die Tentoo en DPA bij hun verzoek om dispensatie hebben gelegd op de andere wijze van allocatie dan zoals die bij traditionele uitzendbureaus plaatsvindt, de minister terecht ervoor heeft gekozen de uitkomst van deze procedure af te wachten en het arrest van de Hoge Raad bij de beoordeling te betrekken. Daarmee is geen enkele rechtsregel jegens Tentoo en DPA geschonden.
Tentoo en DPA hebben nog gesteld dat jarenlang dispensatie aan hen is verleend en dat zij er daarom, nu de omstandigheden niet zijn gewijzigd, erop mochten vertrouwen dat opnieuw dispensatie zou worden verleend. Daarover oordeelt de rechtbank dat er geen verplichting voor de minister bestaat om bij nieuw gesloten cao’s waarvoor eerder dispensatie is verleend, opnieuw dispensatie te verlenen. Een gewenste dispensatie dient bij elke avv van een nieuwe cao opnieuw te worden aangevraagd en de minister beslist per keer of de dispensatie wordt verleend. Tentoo en DPA konden dus niet ervan uitgaan dat een eerdere dispensatie vanzelfsprekend leidt tot een volgende dispensatieverlening.
DPA heeft nog aangevoerd dat de weigering van dispensatie strijd oplevert met de vrijheid van vakvereniging en de vrijheid van collectief onderhandelen. Daarover oordeelt de rechtbank dat het kunnen afsluiten van cao’s juist mogelijk wordt gemaakt door de vrijheid van collectief onderhandelen. Een besluit tot algemeen verbindend verklaren van een cao vormt dus een ondersteuning van een in vrijheid tot stand gekomen onderhandelingsresultaat van sociale partners die een meerderheid vormen in een bedrijfstak en wordt genomen op verzoek van de betrokken sociale partners.
Oftewel, de minister mocht de dispensatieverzoeken afwijzen.
Rechtbank Amsterdam 5 april 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:2027 (datum publicatie: 23 april 2018)
Opmerkingen
Op grond van artikel 2 lid 1 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet AVV) kan de minister bepalingen van een cao algemeen verbindend verklaren. Bij de toepassing van deze bevoegdheid hanteert de minister de regels zoals neergelegd in het Besluit aanmelding van collectieve arbeidsovereenkomsten en het verzoeken om algemeen verbindend verklaring. Op grond van artikel 7a lid 1 Wet AVV is de minister bevoegd om dispensatie te verlenen van de algemeenverbindendverklaring van bepalingen van een cao. Bij het beslissen op verzoeken om dispensatie hanteert de minister de beleidsregels zoals neergelegd in paragraaf 7 van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring Cao-bepalingen. Hierin is onder meer bepaald dat dispensatie alleen wordt verleend indien vanwege zwaarwegende argumenten toepassing van de bedrijfstak-cao door middel van algemeenverbindendverklaring redelijkerwijze niet kan worden gevergd. Van zwaarwegende argumenten is met name sprake als de specifieke bedrijfskenmerken op essentiële punten verschillen van de ondernemingen die tot de werkingssfeer van de avv-cao gerekend kunnen worden.
Dit nieuwsbericht is geschreven door mr. Peter Hendriks, advocaat bij Palthe Oberman Advocaten. Dit nieuwsbericht is gepubliceerd in de nieuwsbrieven van Sdu OpMaat Arbeidsrecht en Rechtsorde.