Met de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) beoogt de regering het aangaan van vaste arbeidscontracten te stimuleren. Door een lagere WW-premie te heffen voor vaste contracten en een hogere premie voor alle overige arbeidscontracten, verwacht de wetgever dat het voor werkgevers aantrekkelijker wordt om vaste contracten aan te bieden.
Het huidige systeem
De financiering van de WW vindt momenteel als volgt plaats:
- De eerste zes maanden van WW-uitkeringen worden op dit moment gefinancierd via 67 verschillende sectorpremies. De Belastingdienst deelt elke werkgever in in één van die sectoren, die elk hun eigen sectorfonds en daarbij behorende sectorpremie hebben. De sectorpremie is afhankelijk van het werkloosheidsrisico in die sector en zijn daarnaast sterk conjunctuurgevoelig.
- Na de eerste zes maanden worden WW-uitkeringen gefinancierd via het Algemene Werkloosheidsfonds (AWf). De premie daarvoor wordt jaarlijks vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Volgens de wetgever is dit systeem verouderd. Veel bedrijven werken immers sector-overschrijdend. Bovendien zijn werknemers minder gebonden aan één sector dan vroeger het geval was. Ook acht de regering de prikkelwerking van het huidige systeem beperkt, omdat een sector de WW-lasten collectief draagt en een werkgever daardoor geen direct financieel nadeel ondervindt van een ex-werknemer die de WW instroomt.
Het systeem per 1 januari 2020: premiedifferentiatie naar de aard van het contract.
Financiering
In de nieuwe systematiek zullen alle uitkeringslasten en alle premie-opbrengsten via het AWf plaatsvinden. Voor de WW worden de sectorpremies en sectorfondsen afgeschaft.
Voor welke contracten mag de lage premie worden afgedragen?
De hoofdregel is dat de lage premie mag worden afgedragen voor werknemers met een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, mits er geen sprake is van een oproepovereenkomst (dus: waar werknemers zekerheid hebben over de te werken uren en het daarmee te verwerven inkomen). Uit de Kamerbrief van minister Koolmees van 9 december 2019 blijkt dat als een werknemer als gevolg van een stilzwijgende verlenging voor onbepaalde tijd in dienst is bij de werkgever, dit nog niet betekent dat de lage premie kan worden toegepast. In dat geval moet een addendum worden overeengekomen bij de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst dat moet zijn ondertekend door beide partijen, aldus de minister. Uit dat addendum moet blijken dat de werknemer voor onbepaalde tijd in dienst is bij de werkgever en dat geen sprake is van een oproepovereenkomst. Gek genoeg mag de lage premie ook niet worden toegepast als de werkgever een schriftelijke bevestiging heeft gestuurd op het moment dat de arbeidsovereenkomst is overgegaan naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Ook in dat geval moet alsnog een addendum worden overeengekomen volgens de minister. Werkgevers hebben tot 1 april 2020 de tijd om hun administratie op dit punt bij te werken, zodat alsnog de lage premie kan worden toegepast. De Kamerbrief lees je hier.
Er gelden een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel, zoals:
- Voor contracten met leerlingen in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL);
- Bij flexcontracten met jongeren onder de 21 jaar die maximaal per aangiftetijdvak niet meer dan 12 uur per week werken.
Herzieningssituaties
Om te voorkomen dat het loont om de hoge premie te omzeilen, acht de wetgever het noodzakelijk dat een reeds afgedragen lage premie kan worden herzien. Met terugwerkende kracht dient de hoge premie dan te worden afgedragen. In de volgende situaties wordt de lage premie herzien:
- De dienstbetrekking wordt binnen twee maanden (proeftijd) na aanvang beëindigd;
- De werknemer krijgt binnen een kalenderjaar 30% of meer uren verloond dan contractueel voor dat jaar overeengekomen;
- De werknemer krijgt binnen een jaar na aanvang van de dienstbetrekking een WW-uitkering door arbeidsuren- of inkomstenverlies bij de werkgever;
- De werknemer krijgt een WW-uitkering, terwijl maximaal een jaar eerder bij dezelfde werkgever de lage premie is herzien omdat dezelfde werknemer binnen een jaar na de aanvang van de dienstbetrekking een WW-uitkering kreeg uit hoofde van diezelfde dienstbetrekking.
De herzieningssituaties 1 en 2 treden per 1 januari 2020 in werking. De herzieningssituaties 3 en 4 volgen op een later, nog onbekend, moment.
Verschil tussen de hoge en lage premie
Het verschil tussen de hoge en de lage premie is vastgesteld op vijf procentpunten. Dus: indien de lage premie 3% is, dan is de hoge premie 8%. De regering acht een vast verschil stabiel en voorspelbaar, eenvoudig te communiceren en conjunctuuronafhankelijk. De hoogte van de premies wordt per jaar vastgesteld.
Vermelding op de loonstrook
De regering zal eveneens de verplichting creëren om op de loonstrook te vermelden als de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd is aangegaan of als sprake is van een oproepovereenkomst (onder meer nulurencontracten en min-maxcontracten). Dit voorstel dient twee doelen: de aard van de arbeidsovereenkomst zichtbaar maken voor de werknemer en het bevorderen van de handhaafbaarheid van de nieuwe premiesystematiek.
Handhaving en sancties
Het UWV en de Belastingdienst zullen toezien op fraude van een te lage premieafdracht. Met name de loonstrook speelt daarin een belangrijke rol. Ook zullen het UWV en de Belastingdienst meer gegevens uitwisselen met elkaar. Als de Belastingdienst kan aantonen dat sprake is van grove schuld of opzet, dan kan aan de werkgever een vergrijpboete worden opgelegd. In geval van grove schuld kan een boete worden opgelegd van 25%; in geval van opzet kan een boete worden opgelegd van 50% van de niet of niet-tijdig betaalde premie. Bij overtredingen met strafverzwarende omstandigheden, zoals recidive bij opzet, kan de boete worden verdubbeld tot maximaal 100%. Ook kan, in afstemming met het Openbaar Ministerie, worden overgegaan tot strafvervolging.
Tot slot
Naast de sectorpremie voor de WW zijn ook de premies voor de Ziektewet (ZW) en Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) voor publiek verzekerde kleine en middelgrote werkgevers (gedeeltelijk) gedifferentieerd naar sector. Een nieuwe systematiek van premiedifferentiatie voor de ZW en WGA volgt. Aangezien dit een grote aanpassing van de UWV-systemen betekent, is dat niet voor 2020 te realiseren.