“Uit de jurisprudentie van het afgelopen jaar blijkt dat verschillende kantonrechters kritisch kijken naar payrollconstructies. Bij dergelijke constructies treedt een werknemer formeel in dienst van een payrollonderneming, maar is de werknemer feitelijk werkzaam bij een derde (de inlener). Het gebruik van payrollondernemingen kan de administratieve lasten van een onderneming verlichten. In de praktijk worden payrollconstructies echter ook gebruikt voor het omzeilen van de arbeidsrechtelijke werknemersbescherming, doordat de inlener feitelijk geen arbeidsrelatie met de werknemer tot stand brengt. De werknemer is immers in dienst van de payrollonderneming. Vraag is of deze toepassing in het licht van de recente jurisprudentie nog langer stand kan houden.
Beoordeling kantonrechter
Kern van jurisprudentie van het afgelopen jaar is dat kantonrechters vaker door payroll-constructies heen kijken. Hierdoor kan de payrollonderneming als formele werkgever terzijde worden geschoven, indien de feiten en omstandigheden rechtvaardigen dat de niet-contractuele werkgever als materiële werkgever moet worden gezien. De toets die hierbij wordt toegepast is als volgt:
1) Wat stond partijen voor ogen bij het sluiten van de overeenkomst?
2) Wat is de feitelijke invulling die partijen daaraan hebben gegeven?
Beschikking kantonrechter Enschede
Bovengenoemde toets werd recentelijk ook door de kantonrechter Enschede toegepast. Deze kantonrechter oordeelde uiteindelijk dat de werknemer in dienst was van de inlener. De kantonrechter kwam hiertoe op grond van de volgende omstandigheden:
(i) de inlener had zelf de werknemer geselecteerd en verworven;
(ii) de werknemer werd door de inlener ‘aangereikt aanåÊ deåÊpayrollonderneming die vervolgens een arbeidsovereenkomst met de werknemer sloot;
(iii) de werknemer werd exclusief ter beschikking gesteld van de inlener;
(iv) de inlener voorzag de werknemer van instructies;
(v) afspraken over arbeidsvoorwaarden werden rechtstreeks tussen de inlener en de werknemer gemaakt;
(vi) de werknemer werd in het kader van een reorganisatie ingeschreven bij het herplaatsingsbureau van de inlener;
(vii) de werknemer werd beoordeeld aan de hand van de beoordelingssystematiek van de inlener;
(viii) de payrollonderneming oefende geen enkel gezag uit over de werknemer.
Deze uitspraak staat niet op zichzelf. Het is voor werkgevers dan ook geboden om zorgvuldig om te gaan met het gebruik van payrollondernemingen.
Wilt u hier meer over weten? Dan kunt u een van onze advocaten bellen, die u kort over dit onderwerp bijpraat (tel: 020 - 344 61 00).“