Als juristen hebben wij altijd geleerd dat een arbeidsovereenkomst één en ondeelbaar is. In de praktijk komt gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst echter wel voor. Het was lang de vraag of bij een gedeeltelijke beëindiging ook een (gedeeltelijke) transitievergoeding verschuldigd is. De Hoge Raad heeft hier afgelopen maand duidelijkheid over verschaft (HR 14 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1617).
De casus
De werkneemster is sinds 1980 in dienst bij Scholengemeenschap Kolom. Na twee jaar ziekte krijgt ze in november 2015 een WIA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 43,83%. De fulltime aanstelling van de werkneemster wordt op 29 februari 2016 beëindigd, maar aansluitend krijgt de werkneemster per 1 maart 2016 een parttime aanstelling op basis van een arbeidsomvang van 55%. De werkneemster gaat hiermee akkoord en maakt vervolgens aanspraak op de (gedeeltelijke) wettelijke transitievergoeding.
Eerste en tweede aanleg
De kantonrechter heeft het verzoek tot toekenning van de gedeeltelijke transitievergoeding van €33.394,40 voor het gedeelte van het dienstverband (45%) dat is beëindigd, toegewezen. Volgens de kantonrechter is sprake van een opzegging en dus is een pro rata transitievergoeding verschuldigd. In hoger beroep wordt het verzoek van werkneemster alsnog afgewezen. Het hof vindt dat het beëindigen van het dienstverband en het opnieuw aanstellen van werkneemster niet kan worden aangemerkt als ‘opzegging’, want dit handelen was immers niet gericht op het daadwerkelijk beëindigen van het dienstverband, waardoor geen transitievergoeding verschuldigd is. Werkneemster gaat in cassatie.
Hoge Raad
De Hoge Raad overweegt dat de wet geen gedeeltelijke beëindiging van het dienstverband kent. De wet kent ook geen recht op een gedeeltelijke transitievergoeding in het geval van een vermindering van de arbeidsuren. Toch moet volgens de Hoge Raad de mogelijkheid van deeltijdontslag met daaraan gekoppeld de aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding in bijzondere gevallen worden aanvaard. Als voorbeeld noemt de Hoge Raad (1) de situatie waarin het noodzakelijk is dat arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden gedeeltelijk vervallen en (2) de situatie waarin een werknemer blijvend gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid is. De vermindering van arbeidsuren moet in die gevallen voor risico van de werkgever moet komen, aldus de Hoge Raad.
De Hoge Raad formuleert twee voorwaarden voor de toekenning van een gedeeltelijke transitievergoeding, namelijk:
- er moet “door omstandigheden gedwongen” worden overgegaan tot de vermindering van arbeidsuren; en
- er moet sprake zijn van een substantiële en structurele vermindering van arbeidsuren.
De eerste voorwaarde (“door omstandigheden gedwongen”) heeft de Hoge Raad niet verder toegelicht. Ten aanzien van de tweede voorwaarde (“substantieel en structureel”) geeft de Hoge Raad te kennen dat het moet gaan om een urenvermindering van ten minste 20% die naar redelijke verwachting blijvend zal zijn.
De gedeeltelijke transitievergoeding dient naar rato van de vermindering van arbeidsuren berekend te worden. Voor de aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding is niet van belang op welke manier het deeltijdontslag plaatsvindt. Het maakt dus niet uit of het een (eenzijdig) deeltijdontslag is door de werkgever of een in onderling overleg afgesproken vermindering van arbeidsuren. Indien de vermindering van de arbeidsuren op verzoek van de werknemer heeft plaatsgevonden, bestaat echter geen aanspraak op een transitievergoeding.
Heeft u vragen over de pro rata transitievergoeding bij deeltijdontslag? Neemt u dan contact op Karol Hillebrandt.