De rechtbank Amsterdam heeft in een zaak tussen Uber en de vakbond FNV bepaald dat Uber-chauffeurs geen zelfstandige ondernemers zijn, maar werknemers. Tussen de Uber-chauffeurs en Uber bestaat namelijk een “moderne gezagsverhouding”. Daarnaast heeft de rechtbank de CAO Taxivervoer van toepassing verklaard op de arbeidsverhouding.
Taxichauffeurs die zich aanmelden bij de Uberapp, kunnen via het Uber-platform hun diensten aanbieden. De ritten worden aangeboden op basis van een algoritme, waarna de Uber-chauffeur deze ritten kan accepteren, negeren of weigeren.
In de kern komt het geschil neer op de vraag of de verhouding tussen Uber en de chauffeurs moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. Zo ja, dan moet vervolgens worden beoordeeld of de CAO Taxivervoer van toepassing is.
De kwalificatievraag
De rechtbank heeft geoordeeld over de vraag of de overeenkomsten tussen de chauffeurs en Uber voldoen aan de kenmerken van de arbeidsovereenkomst, of bijvoorbeeld van een opdrachtovereenkomst. De kenmerken van een arbeidsovereenkomst zijn kort gezegd i) arbeid, ii) loon en iii) gezag (‘in dienst van’).
1. Arbeid
Dat de chauffeurs arbeid voor Uber verrichten, lijdt volgens de rechter geen twijfel. Zij vervoeren via de Uberapp passagiers voor Uber en ontvangen daarvoor een percentage van de ritprijs. Daarnaast wordt de arbeid persoonlijk verricht, omdat de chauffeurs met een ‘selfie’ aan Uber dienen te bevestigen dat zij de rit persoonlijk verrichten.
2. Loon
De ritprijs vormt de beloning voor het vervoeren van de passagier (de arbeid van de chauffeur). Dat de passagier de ritprijs aan Uber Pay voldoet, en dat Uber Pay een deel daarvan aan de chauffeurs betaalt, maakt dit niet anders.
3. Gezagsverhouding: ’modern werkgeverschap’
Het gezagscriterium speelt een sleutelrol bij de beoordeling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Door de huidige technologie heeft het criterium ‘gezag’ een meer indirect (vaak digitaal) controlerende invulling gekregen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Uber-chauffeurs onder het ’modern werkgeversgezag’ van Uber vallen:
- De chauffeurs kunnen zich alleen bij Uber aanmelden via de Uberapp: de voorwaarden waaronder zij de Uberapp kunnen gaan gebruiken, zijn voor hen niet onderhandelbaar. Eenzijdig gewijzigde voorwaarden door Uber kunnen de chauffeurs niet weigeren;
- Het algoritme van de Uberapp bepaalt op welke wijze de ritten worden verdeeld en welke prioriteiten daarbij worden gesteld. De chauffeurs hebben geen invloed op de ritprijs;
- Via de Uberapp krijgen chauffeurs een rating, die invloed kan hebben op de toegang tot het Uber platform en de aanbod van ritten. Hoe hoger de rating, hoe aantrekkelijke de aangeboden ritten. Uber heeft invloed op te behalen rangen en daarmee het aanbod van ritten. Hierdoor is de ondernemersvrijheid bij chauffeurs in wezen afwezig;
- Chauffeurs mogen een reeds geaccepteerde rit alsnog annuleren, maar worden na drie keer weigeren uitgelogd waardoor zij geen nieuwe ritten meer krijgen totdat opnieuw is ingelogd. Er gaat dus zowel een financiële stimulans als een disciplinaire werking uit van de Uberapp.
Uber-chauffeurs zijn werknemers; wezen gaat voor schijn
De rechtbank komt tot de conclusie dat het systeem van Uber ertoe leidt dat de feitelijke uitvoering alle kenmerken van een arbeidsovereenkomst bevat. De in het contract gekozen bewoordingen, waar de chauffeurs als zelfstandig ondernemers worden aangemerkt, komen niet overeen met de praktijk. Dit is in lijn met het aloude adagium dat geldt in het arbeidsrecht, te weten “wezen gaat voor schijn”. Derhalve kwalificeert de rechtbank Amsterdam de overeenkomsten tussen Uber en de chauffeurs als een arbeidsovereenkomst.
Toepassing van de CAO Taxivervoer
Gevolg daarvan is dat Uber, aldus de kantonrechters, onder de werkingssfeer van de (algemeen verbindend verklaarde) CAO Taxivervoer valt. Hierdoor is Uber wettelijk gehouden de bepalingen van de CAO Taxivervoer na te leven ten opzichte van de chauffeurs die zich in persoon met Uber hebben verbonden. Dat betekent dat Uber, aan de chauffeurs die daarvoor in aanmerking komen, achterstallig loon moet voldoen. Daarnaast vloeit uit deze wettelijke verplichting voort dat Uber de CAO ook moet naleven als chauffeurs dat niet willen. Een ‘louter van de wil’ van de werknemer afhankelijke veroordeling zou immers kunnen neerkomen op een ‘uitweg’ die de effectiviteit van het systeem van algemeenverbindendverklaring van CAO’s onder druk zet.
Uber heeft reeds aangekondigd in hoger beroep te gaan tegen het oordeel van de rechtbank Amsterdam.
Heeft u vragen over de uitspraak van de rechtbank Amsterdam? Neem dan contact op met één van onze advocaten.
Lees de volledig gepubliceerde uitspraak op Rechtspraak.nl.