De Nederlandse arbeidsmarkt: een zoektocht naar zekerheid en balans
Een paar jaar geleden was er eens Lodewijk Asscher, een zeer ijverige Minister,
de Wet Werk en Zekerheid, we herinneren het ons nog als gister.
Werknemers eerder in vaste dienst door een kortere ketenregeling,
overleg met de vakbond zorgde voor de bezegeling.
Geen kantonrechtersformule meer of voor ontslag een open norm,
de rechterlijke macht vreesde te worden teruggebracht naar een lijdende vorm.
Een transitievergoeding en redelijke ontslaggronden kwamen er in de wet,
het was in het begin even denken, want wat waren ook al weer die eerste acht letters van het alfabet.
Een paar jaar verder en inmiddels rechtspraak om op terug te vallen,
kwam daar een nieuwe Minister die het tijd vond de vuisten te ballen.
Na 24 maanden geen onbepaalde tijd contract, maar zonder baan,
dat was niet zoals het in de praktijk moest gaan.
Wouter Koolmees dacht, waar is dan die flexibiliteit en zekerheid,
wellicht was het vorige kabinet wat doorgeslagen in de soberheid.
Cocktails zijn toch immers drankjes om te mixen,
met een extra ontslaggrond in de wet zal hij dat wel eens fixen.
De kantonrechter krijgt weer meer beoordelingsvrijheid,
en voor werkgevers is een versoepeling van ontslag in nabijheid.
Terug naar bepaalde tijd contracten tot 36 maanden, tot genoegen van de vakbond en consorten,
achteraf was het misschien toch niet zo handig die tijd te verkorten.
Een transitievergoeding komt er vanaf de eerste werkdag,
voor de Wet Werk en Zekerheid lijkt dit de genadeslag.
Wouter Koolmees is op zoek naar meer balans,
de proeftijd van vijf maanden bleek toch niet de juiste stimulans.
Vanaf 1 januari 2020 gaan we de Wet Arbeid in Balans ervaren,
althans, in ieder geval voor de komende paar jaren.
***