Op 18 februari 2022 oordeelde de Hoge Raad voor het eerst dat een ontbindingsverzoek wegens bedrijfseconomische omstandigheden kan worden toegewezen als de werknemer arbeidsongeschikt is geworden in de periode tussen de ontslagaanvraag bij het UWV en het verzoek om ontbinding bij de kantonrechter (hoger beroep). De uitzondering op het opzegverbod bij ziekte na een ontslagaanvraag bij het UWV werkt dus door in de daarop volgende ontbindingsprocedure bij de kantonrechter. Dit ter voorkoming van oneigenlijke ziekmeldingen en (daarmee) het beletten van hoger beroep. Lees meer over de uitspraak van de Hoge Raad in onze blog.
Opzegging tijdens ziekte bij bedrijfseconomisch ontslag
Indien het UWV een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen heeft afgewezen, kan de werkgever binnen twee maanden in hoger beroep bij de kantonrechter. De kantonrechter kan een verzoek tot ontbinding slechts toewijzen indien er geen opzegverboden gelden, waaronder het opzegverbod tijdens ziekte.
Het opzegverbod tijdens ziekte geldt indien de werknemer zich ziekmeldt, voor dat de ontslagaanvraag bij het UWV is ingediend. Als de werknemer zich ziekmeldt nadat de werkgever ontslag heeft aangevraagd bij het UWV, geldt het opzegverbod niet. Deze uitzondering op het opzegverbod is ingevoerd om misbruik te voorkomen (louter ziekmelden om de UWV procedure te dwarsbomen). . Hierdoor kan de werkgever, nadat het UWV de ontslagaanvraag toewijst en ondanks dat de werknemer zich na de ontslagaanvraag heeft ziekgemeld, de arbeidsovereenkomst toch opzeggen.
Indien het UWV de ontslagaanvraag afwijst, werd in de lagere rechtspraak verschillend geoordeeld over de vraag of de uitzondering op het opzegverbod in de daarop volgende ontbindingsprocedure bij de kantonrechter doorwerkt. De werknemer heeft zich immers ziekgemeld voor dat de werkgever in hoger beroep gaat bij de kantonrechter. Is de kantonrechter dan wèl gebonden aan het opzegverbod, en moet het verzoek tot ontbinding dus worden afgewezen?
In deze uitspraak schept de Hoge Raad duidelijkheid over de vraag of een ontbindingsverzoek op de a-grond door de kantonrechter kan worden toegewezen als de werknemer zich ziek meldt in de periode tussen de ontslagaanvraag bij het UWV en het verzoek om ontbinding bij de kantonrechter.
Wat speelde er hier?
De werknemer is sinds 2008 in dienst als standbouwer bij de werkgever. Met het uitbreken van de coronacrisis zijn de standbouwactiviteiten vrijwel weggevallen. De werkgever heeft in juni 2020 het UWV verzocht om toestemming voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst van de werknemer wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Op 1 oktober 2020 heeft het UWV dat verzoek afgewezen.
Media oktober 2020 heeft de werknemer zich ziekgemeld. In november 2020 heeft de werkgever bij de kantonrechter ontbinding verzocht wegens bedrijfseconomische omstandigheden. De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek van de werkgever af omdat het opzegverbod tijdens ziekte in dit geval in de weg zou staan.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde dat dit niet juist is. Een ontbindingsverzoek wegens bedrijfseconomische omstandigheden kan worden toegewezen als de werknemer zich ziek heeft gemeld in de periode tussen de ontslagaanvraag bij het UWV en het verzoek om ontbinding bij de kantonrechter, aldus de Hoge Raad. De uitzondering op het opzegverbod bij ziekte na het indienen van een ontslagaanvraag bij het UWV werkt dus door in de daarop volgende ontbindingsprocedure (hoger beroep) bij de kantonrechter.
Volgens de Hoge Raad l strookt dit met de bedoeling van de wetgever om met de uitzondering mogelijk misbruik van het opzegverbod tijdens ziekte bij bedrijfseconomisch ontslag te ondervangen. Wanneer de uitzondering niet zou gelden voor de periode tussen de ontslagaanvraag bij het UWV en het hoger beroep bij de kantonrechter, dan zou de werknemer met een ziekmelding het hoger beroep bij de kantonrechter kunnen beletten, wat onwenselijk is.