Wanneer een werknemer vakantie heeft opgenomen en vervolgens ziek wordt voordat deze vakantie begint (of tijdens de vakantie), wordt deze periode in principe niet beschouwd als vakantie. De werknemer is immers ziek en kan geen vakantie genieten. De vakantie dient dan niet van het vakantiesaldo te worden afgehaald, zodat de vakantie alsnog op een later moment kan worden ingezet. Een uitzondering hierop is wanneer de werknemer instemt met het feit dat de werkgever de vakantiedagen zal afschrijven. Deze situatie kan zich voordoen wanneer een werknemer ondanks zijn ziekte toch met een geplande vakantie wenst te gaan en daar ook daadwerkelijk van kan genieten.
In de uitspraak die in deze blog wordt behandeld komt een dergelijke situatie voor. Tussen een zieke werknemer en de werkgever ontstaat discussie over de vraag of de werknemer toestemming heeft gegeven om zijn vakantiedagen af te boeken, nadat hij heeft aangegeven vijf weken met de camper naar Noorwegen te willen gaan. Lees in de onderstaande blog hoe de Hoge Raad hierover oordeelt en welke les hieruit kan worden getrokken voor de praktijk.
Wat speelt hier?
Werknemer is van 2008 tot 2019 in dienst bij de werkgever. In 2017 vraagt werknemer verlof voor de periode medio mei-begin juni 2018. De werkgever keurt deze aanvraag goed. Vervolgens meldt werknemer zich ziek en verklaart de bedrijfsarts dat hij arbeidsongeschikt is. De werknemer geeft aan zijn leidinggevende door dat hij in overleg met de bedrijfsarts heeft besloten voor langere tijd met de camper naar Noorwegen te gaan in de goedgekeurde vakantieperiode. De werkgever heeft vervolgens de deze vakantiedagen afgeschreven van het vakantiesaldo. De werknemer is het hier niet mee eens en vordert bij de rechter dat de afboeking van de vakantiedagen ongedaan moet worden gemaakt. Hij voert aan dat de werkgever zijn vakantiedagen niet mocht afboeken nu hij arbeidsongeschikt was tijdens deze periode en hiermee niet heeft ingestemd. Werkgever stelt hiertegen dat de werknemer heeft ingestemd met het afboeken van deze vakantiedagen.
Oordeel van de Hoge Raad
Op basis van de wet (artikel 7:638 lid 8 BW) gelden dagen waarop een werknemer tijdens een geplande vakantie ziek is, niet automatisch als vakantiedagen, tenzij de werknemer daarmee expliciet instemt.
De vraag die in deze zaak centraal staat is op welke wijze de werknemer deze instemming dient te geven voor het afboeken van zijn vakantiedagen in geval van ziekte. De Hoge Raad refereert aan de parlementaire geschiedenis, waaruit blijkt dat het doel van deze wet is ervoor te zorgen dat een werknemer die vóór of tijdens een geplande vakantie ziek wordt, zijn vakantiedagen behoudt om ze later op te kunnen nemen. De Hoge Raad concludeert dat, met dit doel in gedachten, een werknemer expliciet en duidelijk moet instemmen met het verminderen van vakantiedagen. Deze toestemming kan dus niet impliciet worden gegeven, zoals de werkgever in deze zaak dacht.
Lessen voor de praktijk
Om mogelijke discussies in een dergelijke situatie te vermijden, is het voor een werkgever verstandig om de werknemer uitdrukkelijk te vragen of hij akkoord gaat met het afschrijven van deze dagen van het vakantiesaldo. Alleen als de werknemer hiermee instemt, mogen deze dagen van het totale saldo worden afgetrokken.
Vindplaats: Hoge Raad 17 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1603.