Per 1 januari 2020 wordt het arbeidsrecht op sommige punten gewijzigd als gevolg van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB). Onderdeel daarvan zijn wijzigingen ten aanzien van oproepkrachten. Oproepkrachten zijn onder meer werknemers die werkzaam zijn op basis van een nulurencontract of een min-maxcontract. De wetgever wil hun rechtspositie versterken omdat zij door de wisselende arbeidsomvang (te) veel onzekerheid hebben over hun inkomen.
Huidige bescherming oproepkrachten
Oproepkrachten worden op dit moment reeds beschermd door onder andere (i) het rechtsvermoeden (artikel 7:610b BW) en (ii) de minimumaanspraak van drie uur loon per oproep (artikel 7:628a BW). Allereerst kunnen werknemers die minstens drie maanden in dienst zijn en (structureel) meer werken dan hun overeengekomen arbeidsduur een beroep doen op het rechtsvermoeden: de arbeidsomvang wordt vermoed gelijk te zijn aan het aantal uren dat de werknemer gemiddeld per maand heeft gewerkt in die voorafgaande periode. Ten tweede geldt dat werknemers die (1) een overeengekomen arbeidsduur hebben van minder dan 15 uur per week en (2) waarvoor de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht niet zijn vastgelegd, recht hebben op uitbetaling van minimaal drie uur per oproep ook al zijn ze bijvoorbeeld voor één uur opgeroepen.
Aanvullende bescherming oproepkrachten
Per 1 januari 2020 biedt de wet aanvullende bescherming voor oproepkrachten. Die bescherming geldt naast de hierboven besproken rechten van oproepkrachten. De wijzigingen kunnen als volgt worden samengevat:
Maatregel I: De oproeptermijn
- Oproepkrachten hoeven geen gehoor te geven aan een oproep van de werkgever om te komen werken als (i) de werkgever de werknemer minder dan vier dagen (of minder dan 24 uur indien overeengekomen bij cao) van tevoren oproept, (ii) een oproep niet schriftelijk of elektronisch is gedaan, of (iii) de oproep is gedaan zonder vermelding van de tijdstippen waarop moet worden gewerkt. Voor de berekening van de termijn telt de geplande werkdag niet mee.
- Als de werkgever een oproep minder dan vier dagen van tevoren (of korter indien overeengekomen bij cao) (i) ten dele of volledig intrekt, of (ii) de tijdstippen van de oproep wijzigt, heeft de werknemer recht op loondoorbetaling over de periode waarvoor hij is opgeroepen.
Maatregel II: Het verplichte aanbod
- De werkgever dient na iedere 12 maanden dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd in de 13e maand een aanbod aan de werknemer te doen voor een vaste arbeidsomvang. Het aanbod moet gelijk zijn aan de gemiddelde arbeidsomvang van de 12 voorafgaande maanden, eventuele ziekte-uren en ingetrokken uren meegerekend. Laat de werkgever na om een aanbod te doen, dan heeft de oproepkracht recht op loon over de uren waar het aanbod voor had moeten worden gedaan. Werknemers hebben 5 jaar de tijd om een loonvordering in te stellen.
- Als het aanbod gedaan is, heeft de werknemer een maand de tijd om het aanbod al dan niet te aanvaarden. Als de werknemer het aanbod niet aanvaardt, kan de oproepovereenkomst worden voortgezet. Wel geldt dan dat in het jaar daarop weer een aanbod moet worden gedaan (als op dat moment nog een arbeidsovereenkomst bestaat). Aanvaardt de werknemer wel, dan verandert de arbeidsomvang.
Maatregel III: Verkorte opzegtermijn werknemer
- Oproepkrachten die werkzaam zijn op basis van een nulurencontract kunnen hun arbeidsovereenkomst vanaf 1 januari 2020 opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van slechts vier dagen. Voorwaarde hiervoor is wel dat de overeenkomst de mogelijkheid biedt tot tussentijdse opzegging.
Conclusie
De wetgever beperkt de mogelijkheid om langdurig gebruik te maken van oproepkrachten aanzienlijk met bovengenoemde maatregelen. Het vergt de nodige inspanning van werkgevers. Zo zullen zij al in januari 2020 een aanbod voor een vaste arbeidsomvang moeten doen aan werknemers die op dat moment langer dan 12 maanden in dienst zijn. Ook zullen sommige werkgevers hun roosters en manier van oproepen moeten heroverwegen.
Klik hier voor een uitgebreider artikel van Marloes van den Eeckhout en Noor Cuppen over dit onderwerp, verschenen in het tijdschrift ArbeidsRecht.