De werkneemster is op staande voet ontslagen, wegens herhaaldelijk internetgebruik op de werkvloer. Primair verzoekt de werkneemster de kantonrechter het ontslag te vernietigen en de werkgever te veroordelen tot loondoorbetaling en wedertewerkstelling. Subsidiair maakt zij aanspraak op de transitievergoeding. De kantonrechter acht het ontslag op staande voet rechtsgeldig en wijst de vorderingen van de werkneemster af.
Feiten
De werkgever (DLR) exploiteert onder meer twee kledingwinkels. De werkneemster is sinds 1 maart 2015 werkzaam als verkoopster op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Ze is 28 jaar oud.
Op 18 oktober 2016 heeft DLR in een memo aan het personeel meegedeeld dat het niet meer is toegestaan om de mobiele telefoon, Ipad, laptop of welk apparaat dan ook waarmee kan worden gebeld, gechat, getext, of dat voor welke vorm van internet dan ook gebruikt kan worden, tijdens werktijd bij zich te hebben. De werkneemster heeft het memo ontvangen en hiervan kennis genomen.
Op 22 december 2016 ontvangt de werkneemster een schriftelijke waarschuwing in verband met te laat komen, gebruik van de privé telefoon tijdens werktijd en het achterhouden van artikelen uit de winkelvoorraad voor persoonlijk gewin. DLR laat weten dat de grens voor haar bereikt is en dat een herhaling van in het bijzonder het achterhouden van kleding kan leiden tot een ontslag op staande voet.
Op 4 februari 2017 ontvangt de werkneemster een ‘laatste’ waarschuwing van DLR. Deze waarschuwing wordt gegeven voor te laat komen.
Ruim twee maanden later, op 21 april 2017, doet zich opnieuw een incident voor. De heer A komt die middag met mevrouw B de winkel binnen en ziet dat de werkneemster achter de kassa op het internet bezig is en geen aandacht aan klanten besteedt. Uit de zoekgeschiedenis van de kassa blijkt dat gedurende ruim een half uur (van 16.14 tot 16.45 uur) allerlei internetsites zijn bezocht (de werkneemster kan via de internetconnectie van de kassa toegang krijgen tot het internet). De werkneemster geeft als reden voor het internetgebruik dat ze zich verveelde. DLR heeft de werkneemster vervolgens weggestuurd (in de lezing van de werkneemster) of op staande voet ontslagen (in de lezing van DLR). DLR heeft het ontslag op staande voet dezelfde dag per brief aan de werkneemster bevestigd.
Beoordeling kantonrechter
Formaliteiten
De kantonrechter oordeelt dat de formaliteiten van het ontslag in acht zijn genomen. De stelling van de werkneemster dat de werkgever heeft verzuimd hoor en wederhoor toe te passen wordt gepasseerd. De kantonrechter overweegt dat het horen van een werknemer geen voorwaarde is voor de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. De werkneemster heeft voorts betoogd dat het ontslag en de reden daarvan niet onverwijld aan haar zijn meegedeeld, maar ook dat standpunt wordt gepasseerd. De lezing van de heer A wordt bevestigd door mevrouw B. Daarbij heeft DLR voldoende adequaat gehandeld door het ontslag dezelfde dag per brief aan de werkneemster te bevestigen.
Dringende reden
De kantonrechter is van oordeel dat de feiten een dringende reden voor ontslag opleveren. DLR heeft in oktober 2016 een duidelijk memo opgesteld over het gebruik van mobiele telefoon en internet op de werkvloer. In december 2016 respectievelijk februari 2017 heeft de werkneemster vervolgens twee schriftelijke waarschuwingen ontvangen, onder meer voor het gebruik van internet tijdens werktijd. De werkneemster was dus een gewaarschuwd mens, zelfs meer dan eens. Ondanks dat heeft de werkneemster op 21 april 2017 opnieuw de regels overtreden.
De kantonrechter neemt vervolgens de persoonlijke omstandigheden van de werkneemster in ogenschouw, maar dat leidt niet tot een ander oordeel. Enerzijds heeft de werkneemster naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat zij zich geen inkomen of uitkering kan verwerven, anderzijds wegen de belangen van DLR bij het handhaven van redelijke en duidelijke regels, zwaar.
Transitievergoeding
Voor het geval de kantonrechter het ontslag in stand zou laten, maakt de werkneemster aanspraak op de transitievergoeding. Zij stelt zich op het standpunt dat haar handelen niet als ernstig verwijtbaar kan worden gekwalificeerd. De kantonrechter maakt hiermee korte metten. Het stelselmatig handelen in strijd met de bedrijfsregels en daarmee doorgaan ondanks meerdere schriftelijk waarschuwingen, is ernstig verwijtbaar in de zin van artikel 7:673 lid 7 onder c BW.
Rechtbank Amsterdam 15 september 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:6700
Opmerkingen achteraf
In zijn uitspraak van 16 december 1992 oordeelde het EHRM dat werknemers tot op zekere hoogte tijdens werktijd privécontacten moeten kunnen onderhouden NJ 1993, 400Niemietz). Recent nog oordeelde het EHRM in de zaak Bărbulescu/Romania dat een werkgever het persoonlijke sociale leven van een werknemer op de werkplaats niet tot nul mag reduceren ( JAR 2016/43 m.nt. Jakimowicz). Ook in de Nederlandse rechtspraak is dit uitgangspunt bevestigd. In de hier besproken uitspraak van de Kantonrechter te Amsterdam wordt de fundamentele vraag of de werkgever het gebruik van internet tijdens werktijd geheel mocht verbieden, echter niet beantwoord. De werknemer had die vraag kennelijk (helaas) niet opgeworpen.
Dit nieuwsbericht is geschreven door mr. K.J. Hillebrandt, advocaat bij Palthe Oberman Advocaten te Amsterdam. Dit nieuwsbericht is gepubliceerd in de nieuwsbrieven van Sdu OpMaat Arbeidsrecht en Rechtsorde.