Op 11 augustus 2022 is het vervolg op de beschikking van de Hoge Raad van 7 februari 2020 gepubliceerd. In deze beschikking heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrog niet in strijd is met het ontslagrecht. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beoordeelt in het licht van deze beschikking of het beroep van de werkgever op buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrog kan slagen, en zo ja, welke gevolgen dit dan met zich meebrengt. Lees meer over deze uitspraak in onze blog.
Wat speelde hier?
Werknemer heeft in november 2016 gesolliciteerd naar de functie van Psychotherapeut en is hiervoor ook aangenomen. Op een gegeven moment is bij werkgever het vermoeden ontstaan dat werknemer onjuiste informatie over zijn werkervaring, de door hem gevolgde opleidingen en zijn lidmaatschap van diverse verenigingen in zijn CV heeft vermeld. Dit vermoeden werd vervolgens bevestigd door de vermeende oud-werkgever. Ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) bevestigde dat de werknemer nooit in het BIG-register ingeschreven is geweest.
De werkgever besloot daarop de arbeidsovereenkomst van werknemer wegens bedrog te vernietigen en het aan hem betaalde salaris terug te vorderen. Het is aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om in het licht van de beschikking van de Hoge Raad van 7 februari 2020 te beoordelen:
- Of het beroep van werkgeefster op (buitengerechtelijke) vernietiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrog slaagt, en zo ja,
- Wat dit betekent voor de reeds ingetreden gevolgen van de arbeidsovereenkomst.
Beschikking Hoge Raad
De beschikking van de Hoge Raad op 7 februari 2020 maakt onder meer duidelijk dat bedrog aanwezig is als de werknemer opzettelijk onjuiste mededelingen heeft gedaan of opzettelijk feiten voor de werkgever heeft verzwegen. Onder dergelijke omstandigheden kan de werkgever zich beroepen op de (buitengerechtelijke) vernietiging van de arbeidsovereenkomst. Het ontslagrecht staat daar niet aan in de weg, omdat dat niet strekt tot bescherming van een werknemer die bedrog pleegt bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst.
Oordeel Gerechtshof
1) Slaagt het beroep van werkgeefster op (buitengerechtelijke) vernietiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrog?
Volgens het Gerechtshof is in dit geval de conclusie gerechtvaardigd dat sprake is van bedrog aan de zijn van de werknemer. De werknemer heeft willens en wetens onjuiste mededelingen gedaan en hiermee ervoor gezorgd dat de werkgever hem een arbeidsovereenkomst aanbood. Onder dergelijke omstandigheden is het mogelijk de arbeidsovereenkomst te vernietigen.
2) Wat betekent dit voor de reeds ingetreden gevolgen van de arbeidsovereenkomst?
De werknemer heeft in dit geval zonder grond loon ontvangen en moet dit daarom aan de werkgever terugbetalen. Volgens het gerechtshof is er verder geen enkele grond om een vergoeding aan de werknemer toe te kennen. Werkgever is namelijk niet verrijkt door de prestaties van de werknemer. De werknemer heeft patiënten behandeld, terwijl hij daartoe onbevoegd was. Hiermee heeft werknemer al ten onrechte professioneel vertrouwen genoten en is er ook geen reden om werknemer hiervoor te betalen.
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3773.